Het is goed om je te realiseren dat die snelle verspreiding plaats vond in een tijd, rondom 1900, waarin de fotografie en druktechnieken in de kinderschoenen stonden en men nog hoofdzakelijk communiceerde d.m.v. post en telegraaf.  Boeiend bovendien, is het om te zien hoe elk land/volk naar eigen aard een vertolking heeft gevonden voor die tijdgeest waar het de Jugendstil architectuur betreft.
De Nederlandse verschijningsvorm is doorgaans sober, de Belgische en Franse weelderiger, vol ronde vormen en florale motieven. De Duitse mist die zwier en ervaar ik doorgaans als wat zwaar en statisch. In het Oosten Van Duitsland en in Tsjechië tref je aan de gevels vooral  veel kunstzinnig stucwerk aan. De Spaanse variant is grilliger en uitbundiger. Maar vrijwel overal is er de toepassing van mozaïeken, glas in lood, siersmeedwerk, glazuursteen en beeldhouw- of stucwerk die de gebouwen een karakteristiek geven die nadien door geen enkele architectuurstroming werd overtroffen.